(niet) bestaan

Bestaan en toch niet bestaan
Hoe moet je dat omschrijven?
Kinderlijk eenvoudig:
Niet bestaan is er niet zijn
Bestaan is dus van groot belang
Er mogen zijn de grootste waarde
Als kind, onveranderbaar gezet op deze aarde

Elke keer dat tipje hoop:
Als ik… dán zien ze me wel staan
Nee, dit keer niet gelukt
De pijn
Gauw weggemoffeld
In niet bestaan
Zodat ik blijf bestaan

Maar zíj zien mij wel staan:
Mijn opa, oudoom, achterneef
Mee mag ik
Bijzonder ben ik
Houden van?
De pijn
Verstikkend
Gesmoord tot niet bestaan

Onverdragelijk verwarrend
Ben ik nu of ben ik niet?
Dansen zal ik
De pijn
Tot aan de vergetelheid
Van het niet bestaan

Niet bestaan, gewoner dan bestaan
Toen telkenmale ingeprent:
Het kind, dat was er niet!
Nu telkenmale ingeprent:
De volwassene, die mag er zijn!
Waar dan?
Hoe dan?
Hoe kan ik dat geloven?
Kan iets uit niets ontstaan?
De pijn
Van niet bestaan
Naar er zijn

Au.

Nu mag ik er zijn
Maar het lijkt wel
Alsof alleen mijn verdediging er mag zijn

Als ik me voorstel
Dat iets
De rode lijn doorbreekt…
brrrrr…

Dan wordt ik uit elkaar gereten
Zacht, makkelijk scheurbaar
Wegdwarrelend in de wind
Mmmm…
Nee, laat dan maar zo

Wat door de verdediging heen komt?
Woorden
Woorden raken
Mij

Au.

Boom

Zelfstandig
op eigen benen staan
jezelf dragen
onafhankelijk zijn
zelfvertrouwen
waardevol
er zijn voor mezelf
zelfstandig deel van het geheel
vrijheid
ben ik ook belangrijk als niemand mij nodig heeft?
durf ik onafhankelijk te zijn?
durf ik misbaar te zijn?
wat vind ik van mezelf?
de naakte waarheid
niet hoeven te zorgen
niet verzorgd worden

als

een boom, goed geworteld,
geplant aan waterstromen
onbekrompen bladerdek
vruchten op z’n tijd
één met het landschap
maar ook één met zichzelf
afhankelijk van licht, water, aarde
zorgend voor beschutting, zuurstof, rust
deel van het immense woud van de mensheid
gevoed door levenskracht, licht en water
de aarde die alles voortbrengt

Handen

Handen
Gewapend tot de tanden
Totdat een hand jouw hand pakt
Voorzichtig, langzaam teer

Voelen wat die hand jou biedt
Voelt bang, onwennig, doet soms zeer

Handen
Waar doen ze je belanden
Toen is niet nu, nu is niet toen
Geborgenheid, warmte, kracht
Het met andere handen voelen
Maakt de hardheid langzaam zacht

Handen
Verminderen de wanden
Opgetrokken in de tijd
Toen handen niet slechts goeds beloofden
En woorden elke keer wat anders meenden
Handen zeggen meer dan hoofden

Handen
Onlosmakelijke banden
De tijd wordt onbelangrijk
De diepte wordt bepaald door het gevoel
De duur is dan van geen belang
Het reizen evenaart het doel

Handen
Daar zal geen mens iets aan veranderen.

Hier en nu en toen en ooit

Vroeger is een poos geleden
Dat is al heel lang geweest
Herinneringen overleden
Blijkbaar hebben ze een geest

Het gevoel van jaren terug
Slecht verankerd in de tijd
Komt vaak zomaar op de brug
En raak ik dan niet zomaar kwijt

Met één voet op deze plek
En de ander ondertussen
In een wazig wolkendek
En ikzelf daar ergens tussen

Deels verankerd in het nu
Deels nog steeds niet terug van toen

Hoe kon ik ooit weten?

Hoe kon ik ooit weten
Dat seizoenen zoveel kleuren hebben,
De bomen zo verschillend zijn,
Het bos zo geurig ruikt.
Hoe kon ik dat ooit weten?
Hoe kon ik dat ooit vergeten,
Die vage herinnering uit een ver verleden.

Hoe kon ik ooit weten,
Dat er contact is tussen mensen
Dat er een blik van verstandhouding kan zijn
Tussen twee wildvreemden.
Hoe kon ik dat ooit weten?
Hoe kon ik dat ooit vergeten,
Die vage herinnering uit een ver verleden.

Hoe kon ik ooit weten,
Dat er meer te voelen valt
Dan tussen kin en tussen kruin,
Dat ik plotseling kan huppelen.
Hoe kon ik dat ooit weten?
Hoe kon ik dat ooit vergeten,
Die vage herinnering uit een ver verleden.

IK WEET HET!

Kaartenhuis

Ruimte om los te komen
Is er nooit geweest
De
Benauwde ruimte
Niet te vergroten, ineengedrukt

De veiligheid van beslotenheid
Was onveilig
Dus
Daarbuiten
Leek het nog onveiliger

Aaneen geklit
Gelijmd met zwarte lijm
Sterk
Losscheuren
Leek zo zwart als de dood

Chronische spanning
Om het waanidee te handhaven
Nooit
Kunnen bedenken
Dat het een waanidee was

Als ik het binnenkort ga doen
Me lostornen van het waanidee
Stort het veilige huis, het onveilige huis,
In
Als een
Zwart, verfrommeld kaartenhuis

Kleiner dan het ooit was, zal het zijn
Zwarter dan het leek
Onveiliger dan ooit
En
Tegelijkertijd
Ongevaarlijker dan ooit

Vrijer zal ik zijn
Reëler dan tevoren
Dus
Af en toe
Veilig en af en toe onveilig

Evenwicht, licht!

Nog even

Nog even
volhouden
doorgaan
sterk worden
Dat is wat men zegt
Al zo lang
Nog even

Nog even
volharden
doorlopen
sterk zijn
Dat is wat ik hoor
Al zo lang
Nog even

Nog even
volledig
doorlopend
sterk blijven
en het is daadwerkelijk zover
Alleen
Nog even
Duurt al een leven lang.

Raar maar waar

Het is altijd zo geweest
‘k Heb het altijd al ervaren
Dat bevreemd me nog het meest
Nooit gezien in al die jaren
Dat gedachten die van mij zijn
Niet van mij zijn, of toch wel?
Dat gevoelens die nabij zijn
Komen uit een diepe hel
‘t Voelt soms als aanstellerij
Zo snel kan het soms verschijnen
Soms ver weg en soms nabij
En dan ook weer plots verdwijnen
Heb ik echt meerdere delen?
Zijn wij echt één brein, verdeeld?
Ben ik echt één mens met velen?
Is het echt toch niet gespeeld?
Raar
Raar maar waar
Toch?

Verdeeld

Verdeel en heers,
Maar wie heerst er over mij?
Ben ik mijn eigen baas,
Of beheerst door de omstandigheden?

Alles is leuk,
Niets is de moeite waard,
Waar zal ik me op concentreren?
Focussen op het ene,
Is verliezen van het andere.
Alles of niets,
Niets de moeite waard.

In ene weet ik het,
Even later niet meer.
Wat is de weg,
Het doel keer op keer?

Laat ook maar zitten,
’t Wordt toch nooit beter.
Alles kan,
Maar niets is mogelijk.

Eén wil ik worden,
Maar welke, wie?
Evenwicht gevonden,
En dadelijk weer kwijt.

Ooit wordt het beter,
Maar beter wordt ik niet.
Toch nog iets zeker,
Maar wel met veel verdriet.